In het voorjaar van 2005 kwam er op de redactie van de Delftsche Courant een telefoontje binnen. Een oudere dame wilde een berichtje plaatsen, een oproep. In eerste instantie wilde ik haar doorverwijzen naar de advertentie-afdeling, maar ik vroeg voor alle zekerheid nog even door. De dame in kwestie was Margreet de Bruijn-Chardon, de enige nog levende zus van de Delftse verzetstrijder Kees Chardon. Naarmate ze ouder werd, vertelde ze me, begon ze zich af te vragen wat er toch was gebeurd met al die Joodse kinderen die in hun huis aan de Spoorsingel waren geweest. Soms maar één nachtje. Hadden ze de oorlog overleefd, waren de inspanningen van haar broer, die hij met de dood had moeten bekopen, niet voor niets geweest? Of ik een oproep kon plaatsen waarin ik mensen uitnodigde zich te melden.
Ik rook een prachtig verhaal, en wist Margreet ervan te overtuigen dat een oproepje niet voldoende zou zijn. Er moest een interview komen! Margreet stribbelde tegen, maar stemde uiteindelijk in. Daags voor het interview belde ze op om af te zeggen. Ze had niets te melden, ze wilde niet te veel aandacht en ze zag op tegen de emoties die ongetwijfeld zouden loskomen. Het lukte me om Margreet op andere gedachten te brengen. Gelukkig maar. Na publicatie van het artikel kwamen er telefoontjes binnen. Van mensen die zich enkele van de kinderen herinnerden, van mensen die me verder op weg konden helpen bij het vinden van deze mensen of wisten te vertellen dat ze waren overleden of gemigreerd naar de Verenigde Staten of Israel. In die dagen gaven mijn collega’s mij de bijnaam ‘Redactie Spoorloos’. Op een dag meldde Maria Brix zich hoogstpersoonlijk. Ze introduceerde zich met: ‘Ik ben het meisje met het klompvoetje’. Later wist ik dankzij Marianka van Lunteren-Spanjaard, die veel over de Joodse gemeente in Delft heeft geschreven, Rob Hompes te traceren. Zowel Maria als Rob wilden graag in contact komen met Margreet Chardon. En zo vond in de zomer van 2005, zestig jaar na de dood van Kees Chardon, bij Marianka van Lunteren-Spanjaard een zeer bijzondere en emotionele ontmoeting plaats.
In de jaren daarna bleef het verhaal van de Joodse kinderen me fascineren. Hoe was het deze mensen in hun verdere leven vergaan? Wat voor invloed heeft de onderduikperiode gehad op hun verdere leven en hun identiteit? Ik besloot Maria Brix en Rob Hompes op te zoeken en heb hen gevraagd me hun levensverhaal te vertellen. Dit heeft geresulteerd in twee verhalen op deze blog. Het derde verhaal gaat over Judi Levit-Klok, een nichtje van Maria Brix, Haar ouders overleefden weliswaar de oorlog, toch voelt Judi zich ‘slachtoffer’.
Plaquette
Terwijl ik bezig was de oral history van Maria, Rob en Judi op te tekenen, gebeurde er nog iets anders opmerkelijks. De huidige bewoner van Spoorsingel 28, Chris Vervoort, zocht contact met me. Hij was onder de indruk van het verhaal achter zijn woning en had de artikelen gelezen over de Joodse kinderen. Hij vond dat er een plaquette moest komen op de gevel van het huis. Die is er dankzij hem gekomen. Een prachtige plaquette van de hand van de Delftse Loes Kouwenhoven. Op 10 juli 2011 werd de gedenkplaat onthuld door Margreet de Bruijn-Chardon en de Delftse wethouder van cultuur Milène Junius. Onder de aanwezigen waren ook Maria Brix en Rob Hompes. Rob had bloemen meegenomen, en hield een korte toespraak. Ook waren er oude verzetskameraden en studievrienden die herinneringen ophaalden en eer bewezen aan hun op 20 april 1945 in concentratiekamp Wöbelin omgekomen kameraad.

En zo kwam er een bijzonder einde aan een heel bijzonder journalistiek project, toevalligerwijs ook één van de laatste grote verhalen die ik voor de Haagsche/Delftsche Courant schreef. Kort daarna heb ik de krant verlaten en ben ik als tekstschrijver andere wegen gaan bewandelen. Dikwijls word mij gevraagd welke verhalen in mijn 20-jarige carrière als dagbladjournalist de meeste indruk op me hebben gemaakt. Dit is er één van, met name door de ontwikkelingen die erop volgden. Ik dank iedereen voor hun medewerking hierin, en voor hun vertrouwen.
Trudy van der Wees
Juni 2012