Begin jaren zestig kwam er een nieuwe muziekmethode bij: Spelen met Muziek, het geesteskind van Pierre van Hauwe (1920-2009). De jonge musicus trad in 1945 in dienst van de Sint-Hippolytuskerk aan de Voorstraat. Van daaruit verzorgde hij muziekonderwijs op R.K. lagere scholen en de huishoudscholen en ulo’s in de stad. Met leerlingen van de Delftse huishoudschool aan de Voorstraat richtte hij in 1946 het Delfts Madrigaalkoor op, dat internationale grote bekendheid kreeg. Van Hauwe werd in 1960 directeur van de Stedelijke Muziekschool Delft, het product van een fusie tussen de Delftse Volksmuziekschool en de in de jaren vijftig opgerichte Katholieke Muziekschool. De school, die meteen al 750 leerlingen telde (drie jaar later was dit aantal al gegroeid tot 1200), opende haar deuren aan de Gasthuislaan 206, in de voormalige Prinses Julianaschool. Vijfentwintig vakdocenten helpen mee de achterstand die in Delft op muzikaal terrein heerste, in te lopen. Omdat het Delftse gemeentebestuur het muziekonderwijs uit ideële overwegingen zwaar subsidieerde, en de tarieven bewust laag werden gehouden, was het muziekonderwijs toegankelijk voor een zeer brede laag van de bevolking.
Muziekles op school
Ook voor muziekonderwijs op school kwam meer aandacht. Het gemeentebestuur besloot in 1962 dat leerlingen van de vijfde en zesde klassen in het lager onderwijs voortaan muziekonderwijs moesten krijgen van vakkrachten. Elke klas kreeg tien lesuren per jaar. Door deze maatregel werd Delft de eerste gemeente in ons land waar muzikale vorming zich uitstrekte tot alle lagere scholen. Docenten van de Stedelijke Muziekschool bezochten, gewapend met bandrecorders en platenspelers en later ook de Orff-instrumenten, de Delftse scholen om op locatie muziekles te geven: muziek luisteren, muziek maken, muziektheorie. Later werd het lesprogramma uitgebreid. Hoogtepunt van het muzikale schooljaar was de befaamde Volkszangdag, waaraan zo´n tweeduizend leerlingen van de hoogste klassen van de lagere school deelnamen. Ze verzamelden zich op de Delftse Markt om met muzikale ondersteuning van het harmonieorkest van de Kabelfabriek, later van de Gist- en Spiritusfabriek (de latere Koninklijke Harmoniekapel Delft), van tevoren op school ingestudeerde liedjes te zingen. Een soort scratch avant la lettre. Een hele generatie Delftenaren denkt nog wel eens met weemoed terug aan deze avonden waarop liedjes als ‘Gouden Zonne’, ‘Hertog Jan’, of ‘Hoort de muzikanten’ meerstemmig over de oude binnenstad klonken.
Van Hauwe had heel specifieke ideeën over muziekonderwijs. Hij vond dat de wijze waarop muziekonderwijs werd gegeven niet mocht worden overgelaten aan de kundigheid en willekeur van de docent. Er moest methodisch muziekonderwijs komen, en wel volgens een methode die hij zelf had ontwikkeld: Spelen met Muziek. Van Hauwe had zich hiervoor laten inspireren door de Hongaarse muziekpedagoog Zoltán Kodály en de Duitse musicus Carl Orff. Alle kleuter- en lagere scholen (en later de basisscholen) in Delft gebruikten tot ver in de jaren negentig deze methode in de lessen Algemene Muzikale Vorming (AMV). Na het succesvol doorlopen van de driejarige AMV – een cursus van de muziekschool waarvoor ouders apart moesten betalen – konden leerlingen doorstromen naar de muziekschool, waar ze een instrument leerden bespelen. Van Hauwe’s methode was baanbrekend. Veel Nederlandse gemeenten volgden het Delftse voorbeeld en ook het buitenland bleek zeer geïnteresseerd. Om te laten zien en horen wat er met zijn methode kon worden bereikt, maakte Van Hauwe regelmatig internationale concertreizen met zijn muziekschoolorkesten. Pedagogisch uitgangspunt in deze orkesten was dat iedere muziekschoolleerling vanaf AMV-leeftijd tot jong volwassene op ieder niveau van muzikale ontwikkeling een plaats kon krijgen in een muziekschoolorkest dat voor een groot deel bestond uit typische Orff-instrumenten (klokkenspel, xylofoon, pauken, trommels, en andere percussie-instrumenten). Strijkers en blazers kregen orkestpartijen op hun eigen niveau. Een groot blokfluitkoor in 4- of 5-stemmige zetting was een vaste kern in deze orkesten.
Vrije Akademie
De Stedelijke Muziekschool groeide door en werd uitgebreid met andere disciplines, zoals dans en handvaardigheid. Door fusies met de Hazelhorstschool voor handenarbeid en vrije expressie en de stedelijke balletschool werd het als Kreativiteitscentrum, later Vrije Akademie, Centrum voor de Kunsten (VAK), mogelijk een breed pallet aan creativiteitscursussen aan te bieden voor kinderen en volwassenen. Dat gebeurde aanvankelijk vanuit het voormalige Zusterhuis aan de Koornmarkt, met dependances op verschillende locaties in de stad. In 1989 verhuisde de VAK naar de Westvest 9. Daar werden alle disciplines gebundeld en werd er een nieuw hoofdstuk toegevoegd aan de geschiedenis van de cultuureducatie in Delft.
Dit artikel is eerder verschenen in Delf, een uitgave van Erfgoed Delft e.o.
zie ook www.pierrevanhauwe.org